De bosgod met hoorns en bokkenpoten is in de Griekse mythologie voornamelijk Pan.
Pan: De god van de wildernis
Pan is een prominente figuur uit de Griekse mythologie. Hij is de god van de wildernis, herders en hun vee, en het dierlijk instinct. Zijn uiterlijk is heel kenmerkend: hij heeft het onderlijf en de hoorns van een geit, maar een menselijk bovenlijf. Pan is vaak afgebeeld met zijn beroemde panfluit, die naar hem vernoemd is. Hij staat bekend om zijn vermogen om plotselinge, onverklaarbare angst (vandaar het woord "paniek") te veroorzaken bij mensen die door de bossen reizen.
Verwante wezens: Saters en Faunen
Hoewel Pan de bekendste godheid is met deze kenmerken, zijn er ook andere mythische wezens die hierop lijken:
Saters (uit de Griekse mythologie): Dit zijn vrolijke, ondeugende boswezens die vaak deel uitmaken van het gevolg van Dionysos, de god van de wijn. Ze hebben ook bokkenstaarten, -oren en soms -poten, en zijn vaak behaard. Ze zijn wellustig van aard.
Faunen (uit de Romeinse mythologie): Dit zijn de Romeinse equivalenten van de saters en zijn nauw verwant aan de god Faunus. Faunen hebben vaak ook geitenpoten en hoorns en zijn net als Pan en saters geassocieerd met bossen en de natuur. Ze werden oorspronkelijk beschouwd als beschermers van herders en hun kudden.
Dus, als je specifiek een bosgod bedoelt, is het antwoord Pan. Als je bredere "boswezens" in gedachten hebt met die kenmerken, dan komen ook saters en faunen in aanmerking.